Home Levensbericht Charles René Bakhuizen van den Brink 1850-1923 Moesson - De Oude Indische Wereld

Begrafenis Charles René Bakhuizen van den Brink

Koloniaal Tijdschrift

Juli 1923

12e Jaargang

No. 4

Verschijnt tweemaandelijks

In Memoriam Ch. R. Bakhuizen van den Brink, door Joh. Langhout op de bladzijden 353-356

IN MEMORIAM, Ch. R. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK

Eenige weken na het verschijnen van het vorig nummer van het Koloniaal Tijdschrift is Charles René Bakhuizen van den Brink in den ouderdom van 73 jaar ontslapen. Het "In Memoriam", dat wij hem willen wijden komt uiteraard te Iaat; reeds werd op onderscheidene wijzen, door middel van woord en geschrift, aangetoond, wat Nederland, en voornamelijk de Indische samenleving in Nederland, in Bakhuizen van den Brink heeft verloren.

Doch de omstandigheid dat wij achteraan komen, mocht geen oorzaak zijn van stilzwijgen. Daarvoor is het verlies, dat in onze kringen geleden is, te groot.

In dagbladen en tijdschriften is het heengaan van Bakhuizen van den Brink geschetst als een groot verlies voor Indië en voor Nederland. Het hoofdbestuur van de vereeniging " Oost en West" heeft in een even kort als welsprekend artikel in het orgaan dier vereeniging de groote verdiensten van nu wijlen haren eere voorzitter naar voren gebracht en op de jongste algemeene ledenvergadering van "Oost en West" heeft Mr. W. Sonneveld de woorden in het orgaan nog eens onderstreept.

Bij de teraardebestelling van het stoffelijk overschot van Bakhuizen van den Brink is door verschillende personen op even verschillende wijzen en in gelijken geest gesproken over de vele verdiensten van den gestorvene... Voorwaar ! Aan woorden van waardeering en hulde, - zij het dan ook een weemoedige hulde, heeh het niet ontbroken!


Dat komt, omdat Bakhuizen van den Brink, - hij moge dan de laatste jaren niet meer op den voorgrond getreden zijn, zulk een gansch bizondere persoonlijkheid was. Bizonder, niet in den zin van een tot de hoogste hoogte opgestuwd ambtenaarsleven, maar : "bizonder" was hij in zijn grootheid van eenvoud en bizonder was hij in zijn liefde tot Indië, -eigenschappen, die niet altijd naar buiten komen. In zijn persoonlijk, huiselijk en ambtenaarsleven was Bakhuizen van den Brink in de allereerste plaats : groot naar binnen !

In het jaar 1900 ging Bakhuizen van den Brink, toen directeur van het Departement van Financiën met verlof naar Holland - voor het eerst na 32 jaren onafgebroken in gouvernementsdienst te zijn geweest. Dit laatste op zichzelf heeft ons menschen die dikwijls nog voor het vertrek naar Indië uitrekenen wanneer we weer met verlof zullen komen, wel iets te zeggen!

Nauwelijks 20 jaren was Bakhuizen van den Brink oud, toen hij in bestuursdienst trad. Zoon van den grooten R. C. Bakhuizen van den Brink, zou misschien ook hij geleerde zijn geworden, ware de vader nog eenigen tijd in leven gebleven en waren er geen andere omstandigheden gekomen, die den zoon noopten een zelfstandigen werkkring te kiezen.

Van dien dwang is echter in het leven van Bakhuizen van den Brink nimmer iets tot uiting gekomen. "Ambtenaar van Binnenlandsch Bestuur", zeide hij steeds, "is de mooiste betrekking in 's lands dienst" en die liefde voor zijn werk is hem bijgebleven tot zijn dood. En toen hij eenmaal zijn salaris verwisselen moest voor het pensioen en Indië verwisselde voor zijn woonplaats in Nederland verloor hij veel. ... maar de liefde en de warme belangstelling voor Indië bleef!


Bakhuizen van den Brink heeft alle rangen van het Indische Departement van Financiën doorloopen. In 1897 vond zijn benoeming plaats tot Inspecteur bij genoemd Departement. als hoedanig hij achtereenvolgens werkzaam is geweest in Pasoeroean, Semarang en Batavia. Met grooten ijver en scherpzinnigheid voerde hij de inspectie over 's lands financiën. "Ik heb " zoo heeft eens een in den dienst vergrijsde ontvanger op Midden Java zich uitgelaten "ik heb vele inspecteurs van financiën gekend: ik had ze allen wel in de luren kunnen leggen , maar déze!"

Die: "déze" was Bakhuizen van den Brink !. ...

In 1894 had hij het voor oogen gestelde doel bereikt: in dat jaar toch volgde zijn benoeming tot Directeur van Financiën, Chef van het Departement, welke functie zes jaren achtereen door hem is vervuld. Voorbeeld van getrouwe plichtsbetrachting, bleef hij voor zijn ondergeschikten altijd even vriendelijk en even hupsch. Men - en dit "men" genomen in de meest uitgebreide beteekenis van het woord - klopte nimmer tevergeefs bij hem aan.


Na deze zes jaren als hoofd van een der voornaamste departementen volgde, gelijk reeds eerder opgemerkt, een tijd van verlof naar Europa. Hij heeft het hier nauwelijks een jaar uitgehouden toen keerde de 51 jarige hoofdambtenaar naar Indië terug en in Batavia wachtte hem de adjudant van Gouvemeur - Generaal Rooseboom met een schrijven van den landvoogd waarin Bakhuizen van den Brink de betrekking werd aangeboden van resident van Batavia. De adjudant had daarbij de speciale opdracht Bakhuizen van den Brink te zeggen dat het den landvoogd buitengewoon aangenaam zou zijn, indien hij de benoeming zou willen aanvaarden.

Het moet Bakhuizen van den Brink toen wel goed geweest zijn - en hij was te veel ambtenaar om de onderkoninklijke uitnoodiging onbeantwoord te laten. Hij aanvaardde de hem met zooveel waardeering en onderscheiding aangeboden functie.

Men heeft in die dagen - en ook later meerdere malen - de vraag gesteld of met de aanbieding van het residentschap van Batavia de verdiensten van Bakhuizen van den Brink naar juiste waarde zijn geschat. Er waren er zeer velen, die het lidmaatschap van den Raad van Nederlandsch-Indië voor hem hadden bestemd, - doch onder deze laatsten behoorde blijkbaar de Regeering niet !

Een van de beste vrienden van Bakhuizen van den Brink vroeg hem eens in die dagen "of men hem met die benoeming eigenlijk wel geluk kon wenschen?'

Weet men, hoe toen het antwoord luidde van Bakhuizen van den Brink, een antwoord, dat zijn bescheiden en tevreden aard zoo uitnemend teekende? "Wel", zeide Bakhuizen, ..Quand on n'a pas ce qu'on airne, il faut aimer ce qu'on a!' ., ...


In 1906 achtte Bakhuizen van den Brink den tijd van heengaan uit 's lands dienst gekomen. De Nederlandsche Regeering had bereids zijne verdiensten erkend door hem te benoemen tot Ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw; de Regeering van Siam vereerde hem met het Commandeurschap in de Orde van den Witten Olifant. Hij had, tijdens zijn bestuur als resident van Batavia, de achting van al zijn onderhoorigen weten te verwerven. Hoe hoog de "V reemde Oosterlingen " in het gewest Batavia Bakhuizen van den Brink stelden bleek wel toen bij zijn vertrek uit Batavia een der grootste Chineesche vereenigingen hem vereerde met een stok met gouden knop en Chineesche inscripties.

Hier te lande (ook dit werd reeds opgemerkt) is de liefde en waardeering voor Nederlandsch-Indië in Bakhuizen van den Brink nimmer verflauwd. Hij blééf zijn krachten geven in het belang van het land waaraan hij zijn eerste en beste krachten had gewijd. Als Voorzitter van de Vereeniging " Oost en West ., bleef hij arbeiden tot 1920.. - toen werd hij tot Eere-Voorzitter benoemd. De Vereeniging " Oefening kweekt kennis" wed door hem tot grooten bloei gebracht; de vereeniging van Ambtenaren B. B. vond in Bakhuizen van den Brink een even ijverig als welwillend medewerker ; de afdeeling Den Haag van den Nederlandschen Protestantenbond mocht hem een aantal jaren als voorzitter aan het hoofd zien; Boeatan, het bekende Indische home in de Heulstraat kon het echtpaar Bakhuizen van den Brink tot zijn geregelde bezoekers en tot zijn voornaamste begunstigers rekenen.

En dit alles heeft nu uit !


Nog vóór hij den leeftijd van de "zeer sterken" bereikte heeft de dood hem uit ons midden weggenomen. De Indische samenleving verliest veel in Bakhuizen van den Brink ; het aantal dergenen, die Indië uit liefde voor het land hebben gediend, is wederom met één verminderd.

Maar grooter nog is het verlies dat door het heengaanvan Bakhuizen van den Brink in huiselijken kring is geleden.

"Ik was", zoo schreef ons dezer dagen mevrouw de Wed. Bakhuizen van den Brink, in een persoonlijk briefje, "Ik was trotsch op mijn man; - en dan mijn kinderen! - een schat van groote waarde verloren wij door dit verlies".

Dit enkele regeltje teekent o. i. voldoende dat de wonde diep, ja diep geslagen werd.

Wij eindigen ons woord ter nagedachtenis aan Bakhuizen van den Brink met te herhalen hetgeen het Koloniaal Weekblad in een van de laatste nummers zoo treffend juist heeft neergeschreven :

"Man van ongewone geestesgaven en edelen inborst, man van beschaving, innerlijk en uiterlijk, ziedaar den onmiskenbaren indruk, welken hij reeds bij eersten aanblik en vluchtige ontmoeting maakte op ieder die met hem in aanraking kwam. Uit zijn wezen sprak de hoogstaande mensch".

Moge hij voor ons en voor allen die het wel meenen met ons Nederlandsch Indië, eenmaal ook het Indië van Bakhuizen van den Brink, - nog langen tijd blijven spreken .

Dan zal ongetwijfeld de nagedachtenis van dezen hoogstaanden man tot zegening zijn.

JOH. LANGHOUT


Koloniaal Weekblad 17 mei 1923 no. 20

[in rouwkader]

Charles René Bakhuizen van den Brink

Eere-Voorzitter van de Vereeniging "Oost en West"

Zaterdag 12 Mei, des avonds om half acht, overleed hier ter stede, in den ouderdom van 73 jaren. de Eere-Voorzitier en Oud-Voorzitter onzer Vereeniging.

Ofschoon lang te voren voorzien. kwam de droeve mare van zijn overlijden nog onverwacht; immers. wijl de dood altijd onverwacht nadert en te harder slaat, naar gelang de persoonlijke beteekenis van den heengegane grooter was. En wel was hij. die van ons scheidde. een figuur van beteekenis. Geboren te Brussel 6 Januari 1850 als zoon van den heroemden R. C.. viel den zoon in menig opzicht den mantel des grooten vaders om de schouderen! Man van ongewone geestesgaven en edelen inborst. man van beschaving. innerlijk en uiterlijk. ziedaar den onmiskenbare indruk welke hij reeds bij eersten indruk, welke hij reeds bij eersten aanblik en vluchtige ontmoet!ng maakte op een ieder, die met hem in aanraking kwam. Uit zijn wezen sprak de hoogstaande mensch.

Hij volgde een loopbaan in den Indsichen Staatsdienst en beëindigde dien, hoogst eervol, met het aanzienlijk Residentschap van Ratavia, nadat hij. vooraf. het gewichtige ambt van Directeur van Fmanciën had bekleed. Van zijne diensten, aan den lande in een 35-jarig tijdperk bewezen, zal ongetwijfeld elders melding gemaakt worden; daarvoor is het hier minder de geëigende plaats. Het vaderland aan zich verplicht, keerde hij in 1906 naar Nederland terug, als gepensionneerde. maar niet als een. die met Indië had afgerekend. Daarvoor had hij zijn liefde aan dat schoone land te zeer verpand en voor nietsdoen, waren zijn werkkracht en werklust te groot, zijn geest te voornaam. En hij deed wat zijn hand spoedig vond te doen. Aangezocht voor het voorzitterschap onzer Vereeniging, nu een veertiental jaren geleden, aanvaardde hij dit gaarne en, voortschrijdende in de rechte lijn zijns levens, gaf hij zich volkomen, met ijver, toewijding en liefde aan eene functie, welke voor den oningewijde wel makkelijk schijnt, maar het inderdaad niet is en eerst, toen hij in den loop van 1920 zijn lichaamskrachten voelde afnemen, liet hij baar !os, in de meening, dat het belang der Vereeniging zijn aanblijven niet langer gedoogde. Maar zijn belangste1ling bleef tot het eind, dat voor hem was aangebroken, toen ook zijn geest omfloersd en het duister werd in en om hem...


Wat Bakhuizen van den Brink voor de Vereeniging "Oost en West" geweest is, het kan in deze regelen, aan zijne nagedachtenis gewijd, niet breedvoerig worden geschetst. Zijne diensten zijn vele en belangrjjke geweest en zij, die destijds met hem het Bestuur vormden, getuigen van zijne welwillendheid, zijne humaniteit, zijne groot-menschelijke eigenschappen. Voorwaar, het Eere-Voorziitterschap. bem hij zijn afscheid in 1920 angeboden, was geen zinledig huldebetoon, geen schijnoffer aan maatschappelijke conventie. Nog geen dne jaren. ten voIle, heeft hij deze eereplaats ingenomen. De dood, die hem allang bereid vond, is gekomen: Met de zijnen, in wier dierbare herinnering hij altijd zal blijven voortleven, zullen hem blijven gedenken de leden der Vereenigmg "Oost en West". als den goeden, edelen mensch, als den bekwamen leider, als den grooteni voorstander van de versterking van den liefdeband tusschen Indië en Nederland-

HET HOOFDBESTUUR


De Begrafenis

Vele vrienden en vereerders hebben j.l. Dinsdag op Nieuw-Eik-en-Duinen het stoffelijk overschot van C. R. Bakhuizen van den Brink ter ruste gelegd.

Wegens 't minder gunstige weer schaarden allen zich in de wachtkamer om de baar, ook de weduwe, en toen beeft het eerst gesproken mr. W. Sonneveld, voorzitter der Ver. "Oost en West", die herdacht wat Bakhuizen van den Brink als voorzitter en later als eere-voorzitter voor de vereeniging is geweest. Hij berinnerde aan het woord, waarmede de overledene afscleid nam van de vereeniging, toen hij wegens ziekte niet meer kon. Hij schreef toen: "Kennis is liefde". Daarmee drukte hij zoo juist de taak der vereeniging ten opzicbte van Indië uit. Voor de goede samenwerking tusschen beide landen is in de eerstc plaats noodig waardeering en een duidelijk inzicht in de nooden en behoeften. Aangekweekt moet worden een sterk gevoel van saamhoorigheid, dat toch eigenlijk in den diepsten grond liefde is. Daarop schetste hij de kundige en altijd voorkomende persoonlijkheid van den gestorvene en hij wekte de aanwezigen op van deze baar de schoone leus mede te nemen: "Kennis is liefde".

De heer Margadant wees op Bakhuizen van den Brink's groote verdiensten voor "Oefening Kweekt Kennis", dat hij jarenlang voorzat, tot grooten bloei bracht en tot het laatst van zijn groote kunde en belangstelling deed geaieten.

De heer van Gennep bracht een woord van diepe hulde en warmen dank namens de vereeniging "Ambtenaren van B.B."

Jhr. de Kock herdacht in gevoelvolle woorden den vriend sinds 60 jaar en weemoedig schetste hij het droeve einde van zoo'n werkzaam en offervaardig leven. Hij was een gentleman in den vollen zin van het woord. Onder de vele deugden, die zijn vriend hebben gesierd, blonk uit de goedheid, waarvan een Fransch schrijver zeide dat ze is "om voor te knielen".


Mr Hesse, opvolger van Bakhuizen van den Brink in het presidiaat van de Haagsche afdeeling van den N. Prot. Bond, wees met eenige woorden op het groote geloof van den gestorvene, die de religie zoo hoog hield en meer dan ooit onmisbaar achtte voor onzen tijd.

Ir. Hieting, schoonzoon van den overledene, dankte diep bewogen namens de weduwe en de kinderen,- die niet aanwezig konden zijn, om hun op de handen gedragen vader ter ruste te leggen, allen, die van hun belangstelIing deden blijken.

Ook "Boeatan" mist noode den altijd zoo hartelijke belangstellenden bezoeker, die zoo dikwijls in Heulstraat 19 een kijkje kwam nemen met zijne echtgenoote, wier warme liefde voor de Indische kunstnijverheid hij van harte deelde. Een eerepalm met de witte vredesbloemen. door de voorzitter aan de voeten van den afgestorvene neergelegd, moge getuigen ook van "Boeatan's vereering en dankbaarheid.


Nieuwe Rotterdammer

donderdag 21 mei 1923

Editie voor Oost en West

Begrafenis Ch. R. Bakhuizen van den Brink

Op Nieuw–Eik-en-Duinen te's-Gravenhage is gisteren ter aarde besteld het stoffelijk overschot van wijlen den heer Ch. R. Bakhuizen van den Brink, oud-directeur van financiën in Ned. Indië, laatstelijk resident van Batavia. Er was zeer veel belangstelling, van vereenigingen en corporaties, waarin de overledene als voorzitter of in andere bestuursfuncties werkzaam was geweest.

Namens de Vereeniging Oost en West, waarvan de heer Bakhuizen v.d. Brink oud-voorzitter en eere-voorzitter was, srpak mr. Sonneveld, die als kenschetsende zinspreuk van den overledene noemde "kennis is liefde" . Hij begreep doel en streven der vereeniging en de taak van Holland tegenover Indië, die alleen door wederzijdsche waardering kan worden uitgevoerd. Hij stond dichtbij Indië en zijn zinspreuk zal die van Oost en West blijven.

De heer Margadant, die met den heer Bosboom de Vereenigng Oefening kwdekt kennis vertegenwoordigde, roemde de uitgebreide kennis van den overledene en zijn groote belezenheid, waardoor hij als voorzitter zooveel had kunnen bijdragen tot een opgewekt genootschapsleven.

Namens de Vereeniging van Ambrtenaren in het Binnenl. Bestuur bracht de heer Van Gennep hulde en dank aan den man, die zes jaar lang als voorzitter tot den bloei van de vereeniging had meegewerkt.

Hhr. De Kock huldigde als oudsten vriend de persoon van den overledene, zijn werkzucht en zijn helder verstand, zijn groote deugd, de goedheid, waarmee hij ieder voor zich innam.

De heer Hesse teekende den oud-voorzitter van den afdeeling Den Haag van de Nederlandschen Protestantenbond als een man vol geloof, met een diep gemoedsleven.

Namens mevr. Bakhuizen van den Brink en de kinderen en kleinkinderen, dankt de heer Iding, schoonzoon van den overledene, voor de hartelijkheid, waarmee familie en vrienden den zieke de laatste maanden hadden omringd, en voor de bij de begrafenis getoonde belangstelling.

Als vertegenwoordiger van het Algemeen Nederl. Verbond was aanwezig mr. De Kanter; de heer Bakhuizen v. d. Brink was jarenlang lid van het hoofdbestuur van de groep Indië van dat verbond.


C.R. Bakhuizen van den Brink

Een Aneta-telegram meldde ons reeds, dat te 's-Gravenhage is overleden, 73 jaar oud, de heer C.R. Bakhuizen van den Brink, oud-directeur van Financiën in Nederlandsch-Indië, Ridder in de orde van den Nederl. Leeuw , Commandeur in de Orde van den Witten Olifant.

Het Alg. Hbl. schrijft over de loopbaan van den overledene het volgende:

De heer Bakhuizen van den Brink werd op 20-jarigen leeftijd geplaatst bijhet departement van financiën in Ned.-Indië als derde commies. Na daar in 1877 tot referendaris te zijn benoemd, bekleedde hij de betrekking van inspecteur van financiën, resp. te Pasoeroean, Semarang en Batavia.

In 1894 werd hij benoemd tot directeur van financiën welke functie hij bekleedde tot 1900, toen.hij met verlof naarr Europa vertrok. Van verlof teruggekeerd, werd hij in 1901 benoemd tot resident van Batavia, welke functie hij tot Mei 1906 vervulde, toen hem op zijn verzoek eervoI ontslag uit 's lands dienst werd verleend.

Van zijne hand verschenen bijdragen in verschillende periodieken, o.a. in het Koloniaal Weekblad, orgaan van de vereeniging "Oost en West", van welke vereeniging hij gedurende eenige jaren tot 1920 het voorzitterschap bekleedde.

Op Dinsdag 15 Mei j.l. werd het stoffelijk overschot van wijlen den heer Bakhuizen van den Brink ter aarde besteld. Er was zeer veel belangstelling van vereenigingen en corporaties, waarin de overledene als voorzitter of in andere bestuursfuncties werkzaam was gewestt.

Namens de vereeniging "Oost enWest", waarvan de heer Bakhuizen v. d. Brink oud-voorzitter en eere-voorzitter was, sprak de heer rnr. Sonneveld, die als kenschetsende zinspreuk van den overledene noemde: "kennis is liefde"'. Hij begreep doel en streven der vereeniging en de taak van HoIland tegenover Indië, die alleen door wederzijdscbe waardeering kan worden uitgevoerd. Hij stond dichtbij Indië en zijn zinspreuk zal die van "Oost en West" blijven.

De heer Margadant, die met den heer Bosboom de vereeniging "Oefening kweekt kennis" vertegenwoordigde, roemde de uitgebreide kennis van den overledene en zijn groote belezenheid, waardoor hij als voorzitter zooveel had kunnen bijdragen tot een opgewekt genootschapsleven.

Namens de Vereeniging van Ambtenaren bij het Binnenlandsch bestuur bracht de beer Van Gennep hulde en dank aan den man, die zes jaar lang als voorzitter tot den bloei van de vereeniging had meegewerkt.


Jhr. De Kock huldigde als oudsten vriend de persoon van den overledene, zijn werkkracbt en zijn helder verstand, zijn groote deugd, de goedheid, waarmee hij , ieder voor zich innam. Hij was een gentleman en het heengaan van deze persoonlijkheid beteekent voor zijn vrouw, kinderen en vrienden een onherstelbaar verlies.

De heer Hesse teekende den oud-voorzitter van de afdeeling Den Haag van den Nederlandschen Protestantenbond als een man vol geloof, met een diep gemoedsleven.

Namens mevr. Bakhuizen van den Brink en de kinderen en kleinkinderen, dankte de heer Iding, schoonzoon van den overledene, voor de bartelijkheid, waarmee familie en vrienden den zieke de laatste maanden hadden omringd, en voor de bij de begravenis betoonde belangstelling.

Als vertegenwoordiger van het Alg. Ned. Verbond was aanwezig rnr. De Kanter, de beer Bakhuizen v. d. Brink was jarenlang lid van het Hoofdbestuur van de groep Indië van dat Verbond.



Copyright © Rein Bakhuizen van den Brink
Last updated on 16 maart 2008

Home Levensbericht Charles René Bakhuizen van den Brink 1850-1923 Moesson - De Oude Indische Wereld